Het was zo’n typisch Franse zomeravond waar je met kerstmis nog eens behaaglijk aan terugdenkt. Warmte, die je als een kinderdekentje omhult, het geluid van krekels, en de zoete geur van bloemen en hars in je neus. Ik zat aan zo’n gietijzeren tafeltje dat nooit goed blijft staan op een terras. Er werd een glas rode wijn voor me neer gezet dat tot de rand gevuld was. Ik bracht het glas naar mijn neus en probeerde te ruiken. Niets. Voorzichtig bracht ik het glas wat dichter bij mijn neus. Ik ademde diep in en probeerde opnieuw de geur van de wijn te ontdekken. Weer niets. Dat kan toch niet? Kon ik maar walsen…
Ik zette het glas neer en keek naar de band. Het was een drietal dat op leeftijd gekomen was in het schnabbelcircuit en het zo te zien alleen volgehouden had met veel wijn en veel losse affaires. De rode en gele lampen waar ze onder stonden moesten de warmte compenseren die ze in de loop der jaren verloren hadden.
De spil van het gezelschap was een magere kale man met spitse oren. Misschien kwam het door zijn zwarte kleding en zijn grijze sik dat hij mij aan Mephistoles deed denken. Hij danste met groteske passen op versleten gympies en droeg een vormeloos overhemd dat iets te ver open stond.
Ik nam opnieuw het glas in mijn hand. Ik trachtte deze keer te walsen maar moest oppassen de wijn niet over de rand van het glas te slingeren. Andermaal rook ik niets. Ik had eerder op de avond een glas Bergerac gedronken. Eentje met een stevige structuur en een neus vol rood fruit en kersen. Die ging toch niet over dit glas heen? Nee, dat kon niet, niet na al die tijd.
Het drietal ging een versnelling hoger en nodigde het publiek uit tot dansen. Een echtpaar dat op het nippertje besloten had de gêne in het leven voorgoed opzij te zetten om nog zoveel mogelijk te genieten, zette uitbundig een squaredance in. Ze werden al snel bijgestaan door een jong viertal dat nog niet wist wat gêne was, en spontaan hun levensvreugde omzette in een tomeloze dans. Er voegde zich ook nog een meervoudig gehandicapte jongen in een rolstoel bij die schaterend opging in het gezelschap. Iedereen danste met elkaar en om elkaar heen. Het werd een vrolijke boel.
Boven ons begon de Franse sterrenhemel te stralen. Uit de natuurstenen schoorsteen kwam wat witte rook die langzaam als de Melkweg over de hemel uitwaaierde.
De bodem van mijn glas kwam in zicht. Ik walste de wijn tot aan de rand door het glas. Ik moest en zou iets ruiken. Zou ik hier in Frankrijk dan op deze zomeravond een glas wijn drinken en helemaal niets ruiken?
Niets…
Ik keek achter me en zag dat rondom het terras een slinger met gekleurde lampen was opgehangen. Rood, geel, blauw, oranje,- stalend staken ze af tegen de zwarte contouren van de bomen in de verte. Opeens stond ik weer naast mijn opa die 45 jaar geleden in Rotterdam zo’n zelfde slinger met gekleurde lampen ophing.
‘Eens even kijken of ze het nou allemaal doen’, zei hij terwijl hij de stroom aanzette.
Ademloos staarde ik omhoog naar de gloeiende kleuren die op mijn netvlies brandden.
zaterdag 1 augustus 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten