donderdag 23 augustus 2012

Pouchkine


Ik deed het er echt niet om, geloof me.
We kwamen tegen één uur aan in Parijs. De auto hadden we in de hotelgarage geparkeerd en we waren in onze kamer bezig. Wat heet, ik was bezig want ik moet altijd de anonimiteit van een nieuwe hotelkamer uitbannen door wat heen en weer te schuiven, met mijn koffer en tassen wat te rommelen, om tenslotte te gaan zitten en uit het raam te kijken.
‘Mooi’ zei ik, ‘ik zou wel wat lusten.’ In gedachten liep ik de zo wel bekende boulevards af, zag de peuken en het vuile geasfalteerde trottoir voor me met de hoge platanen. Overal kom je gewone en fijne bakkers tegen waar je wat uit het vuistje kunt eten of even kunt neerstrijken. En als je dan toch maar doorloopt in de hoop dat je straks een nog betere patisserie tegenkomt, sta je ineens voor een man die verse crêpes bakt. Ach, zacht en goudgeel, en dan met fraise of Nutella. 
We verlieten het hotel en Parijs opende zich, omarmde me weer behaagziek op een manier die ik nooit kan weerstaan. 
We wandelden richting Clichy en zochten de schaduw op. De stad was van puur steen hier, het verkeer stroomde machtig en dik richting Montmartre. Starbucks op de Clichy doen? Nee, die is alleen leuk als je achter het raam kunt zitten. Naar links dan? Bd. de Clichy af, Starbucks tegenover de Moulin Rouge… Nee, dan maar langs de Trinité en richting grote warenhuizen, we komen wel wat tegen, eerst liever maar iets Frans.
En zo kwam het dat ik dorstig en met een smachtend gevoel naar iets lekkers ineens langs café Pouchkine liep. Nou zijn er mensen die Parijs niet gezien hebben als ze niet onder de Eiffeltoren hebben gestaan. Ik ben dus zo iemand die Pouchkine gezien moet hebben om een waar voldaan Parijs-gevoel te krijgen. Ik druk me misschien wat sterk uit, maar in principe geeft het wel de ernst van de zaak weer.  
Van buiten konden we al een glimp opvangen van het gebak en het quasi Russische interieur. We gingen naar binnen en ik hing gelijk vol liefde en ontzag tegen de ruitjes aan. Wat een weelde, welk een rijkdom. Week werd ik. De mooiste patisserie stond in rijen in al zijn ongenaakbaarheid te pronken. 
‘Zullen we anders hier maar… wat is er anders verder nog… krijg jij daar geen trek dan van… kijk die nou eens… ooooh!’
We gingen zitten en ik bestelde een creatie als een witte roos. Van fijne witte chocolade waren de blaadjes uiterst teer en delicaat weergegeven. Het binnenste was een ontdekkingsreis, verrassend, veroverend, zinnenberovend. Hoe is het mogelijk dat er zoveel in zo’n klein gebakje gestopt kan worden. Een gedicht was het.
De juffrouw die met de theekaart langs kwam heb ik niet meer opgemerkt. Ineens stond er een heerlijke groene thee naast me die ik savourerend op een wolk genoten heb. Ondergedompeld in het mooiste wat Parijs te bieden heeft.

Achteraf zijn we er in één rechte lijn naar toe gelopen. Het moest zo zijn zeg ik dan tegen mezelf. Dat betekent in zo een geval dat de voorzienigheid besloten heeft, en dat de vrije wil (zo die überhaupt nog bestaat in het geval van patisserie) van de baan is. Wat het ook kost, hoe dik je er ook van wordt, je kunt je er niet meer schuldig over voelen. It’s out of your hands.
Daarom, ga er volgende keer beslist ook eens langs als je in Parijs bent.
Café Pouchkine



maandag 2 juli 2012

La tarte fine à la tomate et au basilic


Voilà, dit kan alleen maar iets lekkers opleveren. En iets unieks. Weet je waarom? Er is nu eens geen mozzarella bij de tomaat en basilicum gebruikt. Er is zelfs geen uitje in gebruikt, of herbes de Provence. Dus, dit smaakt recht door zee, naar tomaat en basilicum. Dus: gebruik de beste producten die je kunt vinden!
Het is een heerlijk gerecht dat je bij de lunch kunt gebruiken, of misschien als voorgerecht. Eentje die de zomer op tafel brengt, wellicht een stukje Frankrijk.
Het is niet duur, en het is niet moeilijk te maken.
Ontdooi een plakje bladerdeeg en, als je het heel elegant wilt presenteren, snij er een cirkel uit. 
Bestrijk dit met een heel klein beetje tomatenpuree.
Neem verse basilicumblaadjes en snij ze fijn. Laat ze een poosje weken in een goede kwaliteit olijfolie. (Een lepeltje of wat).
Sprenkel wat van deze olie over de tomatenpuree.
Dompel een tomaat een minuutje in kokend water en haal het velletje eraf. Snij de tomaat in plakjes van ongeveer 3 mm, en beleg het bladerdeeg hiermee.
Bestrooi dit met heel weinig suiker, peper en zout.
Bak in een op 200 graden voor verwarmde oven gedurende 15 a 20 minuten.
Halverwege de tijd haal je het taartje eruit en bestrijk je de bakplaat met wat van de gearomatiseerde olie zodat dat in het bladerdeeg kan trekken. De tomaten kun je nog heel lichtjes met wat olijfolie besprenkelen.
Bak het taartje af en bestrijk het met de rest van de basilicumolie. 
Bon appetit! 

woensdag 27 juni 2012

IJsthee, maar dan goed gemaakt!


Alle hands aan dek! Het wordt morgen even zomer. Tot mijn verbazing lees ik bij de KNMI:
's Middags komt de zon er op meer plaatsen bij en wordt het met middagtemperaturen tussen de 25 en 29 graden zomers warm.
Dé dag dus voor een heerlijke, dorstlessende koele ijsthee. Daar heb ik een goede tip voor. Gekregen in Amsterdam, in de Beethovenstraat, bij Tea in the city. Dat is een leuke theewinkel waar je persoonlijk en vakkundig geholpen wordt.
De tip is even simpel als doeltreffend. Ga geen water koken waar je de thee een paar minuten in laat trekken, maar neem gewoon koel kraanwater (ik neem water uit mijn Brita waterfilter) en laat daar per liter 2 eetlepels thee een nacht in trekken. Gewoon in de koeling. Je krijgt er een hele mooie heldere thee voor terug!
Serveer hem gefilterd in een mooie kan kan met eventueel wat munt of stukjes citroen.
Aan de slag!

zondag 24 juni 2012

Chinese gefrituurde garnalentoastjes


Wat geeft het toch elke keer weer een voldoening als je iets lekkers gemaakt hebt. Dit hapje vonden we ‘butengeweun laekker’ (zoals we dat hier op het eiland zeggen) ofwel buitengewoon lekker. 
Ik heb het voor het eerst gegeten op de Zeedijk in Amsterdam bij New King, een goed Chinees restaurant. Daar kwam dit hapje voor op de dim-sum schotel die we ‘s middags een keer namen. Wat heet, een keer, we hebben het al vaker gedaan. Wat is dat toch lekker!
Zomaar in ene kwam ik het recept tegen op het internet en vandaag, op deze grijze, winderige en koele zondag ben ik de keuken in gegaan. Stel je voor: een man met een missie. Ik had mijn vastberaden trek op mijn gezicht geplakt en moest en zou met net zo’n lekker hapje uit de strijd komen, als we in Amsterdam hadden gegeten. Met de Marche Militaire van Schubert op de achtergrond toog ik aan de slag. 
Zie hier het verloop van de strijd.
Ik heb gebruikt:
  • Een doosje van 150 gr rauwe wokgarnalen
  • Een half ei
  • Snuf zout en peper
  • 2 eetlepels gehakte lenteui
  • Een lepeltje gemberpoeder, maar verse gember verdient de voorkeur
  • Een lepeltje soyasaus
  • Een lepeltje sesamolie
  • Sesamzaadjes
  • Vier witte casinoboterhammen
  • Wat plantaardige olie om te frituren


Doe alle ingrediënten, behalve de laatste twee, in de keukenmachine,

en hak ze tot een vrij dikke pasta.

Ontdoe het brood van de korsten en snij de boterhammen in tweeën. 
Besmeer ze met de pasta en bestrooi ze met wat sesamzaadjes.

Verhit de olie tot 180 graden in een pan en plaats de boterhammetjes met de vulling naar beneden. 

Bak ze tot ze mooi bruin zijn. Dat duurt maar een minuutje of wat. 

Laat ze even uitlekken op wat keukenpapier en eet ze direct op.

Genieten!

maandag 18 juni 2012

Op Chinese wijze gesmoord varkensvlees


Het is alweer een tijd geleden dat ik op aanraden van vrienden het boek De pure keuken van Donna Hay aanschafte. Op zoek naar iets niet al te ingewikkelds en toch smaakvol greep ik dit boek weer eens uit de kast. 
Ik kwam tot het onderstaand recept en het was lekker. Wel oppassen dat het vlees niet taai wordt. Je hebt genoeg saus, en samen met wat rijst en groente heb je een lekkere maaltijd.
  • 1 eetlepel sesamolie
  • 1 eetlepel geraspte gember
  • 250 ml Chinese kookwijn of Sherry
  • 60 ml soyasaus
  • 60 ml hoisinsaus (je weet wel, van het vorige recept!)
  • 2 eetlepels suiker
  • 2 stukjes steranijs
  • 4 varkensfiletlapjes

Verhit de sesamolie op laag vuur en bak de gember hier een minuutje in. Voeg dan de vloeistoffen met de kruiden toe en laat alles even pruttelen. Dan gaat het vlees in de pan en kook je dit tot het gaar is (vijf minuten aan elke kant of naar eigen goeddunken).
Haal het vlees dan uit de pan en kook de saus nog wat in zodat hij dikker wordt.
Klaar is Kees!

maandag 11 juni 2012

Koreaans gehakt in slabladeren


Althans, zo luidde de naam van het recept dat ik uitkoos voor de late avond. De tijd dat een lichte trek zich bij ons voegt en wij verlangen naar een laatste sensatie voor onze smaakpapillen. Die kregen we ook, al was het niet een Koreaanse naar mijn mening. 
Ik kocht:
  • Een krop sla
  • 200 gram gehakt
  • Een doosje champignons ( de helft gebruik je maar)
  • Een limoentje
  • 1 rood pepertje
  • Een flesje hoisinsaus (gebruik een lepel of drie)

Ik heb eerst de champignons klein gesneden, zeg maar grof gehakt. Deze heb ik samen met het gehakt en wat olie in de pan gebakken tot het gaar was.
Na een minuut of vijf heb ik het sap van een halve limoen toegevoegd met het fijngesneden pepertje waar ik de zaadjes uit gehaald had. De hoisinsaus ging uit de vrije hand in. Geheel en al uit eigen beweging heb ik er nog peper en zout aan toegevoegd en wat korianderpoeder.
Goed omroeren, nog even laten bakken en dan serveren op de slabladeren die je om de vulling heen rolt en heerlijk opeet.
Een sausje vind ik niet nodig, het gehakt heeft genoeg smaak van zichzelf en contrasteert fantastisch met de knapperige sla.
Als ik het weer eens maak dan bak ik eerst misschien maar een uitje en voeg ik nog wat knoflook toe. Dat blijft een lekkere combinatie al loop je op de duur het risico dat alles het zelfde gaat smaken.
Oh ja, ik heb gewoon een flesje hoisin woksaus genomen. Dat kost bijna niets en is gewoon in de supermarkt te verkrijgen. 

maandag 4 juni 2012

Chat-en-Oeuf-du-Pape


Er moet mij iets van het hart: ik heb een fluitallergie.
Laatst liep ik door Winkelcentrum Zuidplein in Rotterdam. Ik zoek zulke plekken van nature niet op, maar omdat ik een uurtje over had besloot ik eens binnen te kijken,- je loopt er droog. Dat bleken meer mensen gedacht te hebben. Onder wat vale muziek liepen jonge moeders in fel gekleurde leggings onbetwistbaar moeder te wezen, hield de jeugd, gepierced en getatoeëerd, elkaar met coole blikken in de gaten, en zaten de oudere dames met dood gepermanent haar wat zielloos in hun kopjes koffie te roeren. 
Ik vluchtte de HEMA in, een oase van licht, en belandde op de wijnafdeling.
Mijn oog viel op een fles met een getekend etiket. Er was een kat op afgebeeld die op een enorm ei zat. Omdat je het beest van achteren zag, maakte hij een vrij zorgeloze indruk en leek hij volstrekt niet geïnteresseerd in de indruk hij op de kijker maakte. Kortom, hij zat daar met de hebbelijkheid van een echte kat die zich werkelijk niets aantrekt van wie dan ook. 
Verder stond er nog ‘Chat-en-Oeuf’ te lezen ‘produit en France’. Dat is een aardige woordspeling, want wie een beetje in de wijn thuis is denkt gelijk aan Châteauneuf-du-Pape. Leuk, dacht ik nog, totdat ik plotseling verstijfde. Het fluitje van de HEMA klonk. 
Om de vijf minuten klinkt daar als inleiding voor een reclameboodschap het gefluit van een quasi opgewekte man door de luidsprekers. 
Verwilderd zocht ik naar de uitgang maar die was te ver,- ik kreeg de volle laag. Ik krijg namelijk hartkloppingen van dat gefluit. Als het nou een leuk stukje van Beethoven of Mozart zou zijn, zou ik het nog gewaardeerd hebben. Maar hier is geen touw aan vast te knopen, het is een willekeurige stapeling van een aantal onnavolgbare intervallen die aan het abstracte grenst. Het straalt zo’n beetje de onverwoestbare opgeruimdheid uit die je vindt in onze zorginstellingen, waarmee zieken, oude van dagen en verstandelijk gehandicapten tegemoet worden getreden. Maar ik ben geen patiënt in een van die instellingen, ik loop toevallig door de HEMA. 
Meestal probeer ik binnen vijf minuten mijn zaken daar geregeld te hebben, maar ik weet natuurlijk nooit precies hoe lang ik nog heb. Daarom loop ik altijd een beetje schichtig en gehaast tussen de paden totdat onze nationale fluitemans, toch nog onverwacht, zijn uiteen gereten tune inzet. 
Ik ril, ik huiver en ik krimp in elkaar, laat alles vallen en spurt naar de uitgang. Natuurlijk weer op de hielen gezeten door een aantal forse jongens van de bewaking. Zie dat dan maar eens uit te leggen. 
Je kunt volgens mij echt beter een Châteauneuf-du-Pape hebben dan een Chat-en-Oeuf, al ben ik best nieuwsgierig. Maar ik kijk wel uit, ik kom voorlopig niet meer in de HEMA voor zo’n flesje wijn. Daar kunnen ze naar fluiten. 


zaterdag 2 juni 2012

Macarons d'Amsterdam

Een hele dag wandelen door Amsterdam. Ideaal weer daarvoor. Misschien wat aan de koele kant voor juni, maar heerlijk zonnig.
Één van de verrassingen van vandaag was een patisserie annex chocolaterie in de Maasstraat. Wat een mooi gebak!
Ik zag er bijzondere macarons en koos de smaak truffel en groene appel met venkel. De truffel bleek een echte verrassing. Echte truffelsmaak, en dat in een zoet gebak. Wennen maar lekker. Daarbij viel de appel/venkel een beetje in het niet. Fris en apart, ook de moeite waard. Kijk er eens als je in de buurt bent. Een aanrader.

dinsdag 22 mei 2012

Amuse van gegrilde courgette, mozzarella en pesto



Loop ik door de super bij de kaas en wat zien ik?
Kaas op een toasie.
Ik denk: kaas. 
En voordat me ene hand de andere had kunnen tegenhouden had ik dat stukkie kaas in mijn mond.
Ik denk: lekker, ik neem die toasies mee.
En zo is het gekomen. Tot mijn verbazing zag ik dat mijn schizofrene tweede ik, toastjes had gekocht die ik wilde gebruiken voor een amuse.
Het geheel is heel simpel. Ik nam de kaasschaaf ter hand en hanteerde deze vaardig zodat ik binnen de kortste keren zes elegante plakjes courgette had die ik met wat olie insmeerde. Zij werden adequaat gegrild zodat ze decoratieve grilstreepjes vertoonden.
Ik sneed een goed bolletje mozzarella in plakjes. Nam een plakje daarvan en wikkelde dat in de courgette. Het geheel werkte ik af met wat pesto en een royale draai uit de pepermolen en wat grof zeezout. 
Leg dit op een toastje en serveer meteen. 
Ik verheugde me al bij voorbaat op het knapperige, het zachte en het pikante.
Zit ik effe later op me’n stoel en wat zien ik?
Zo’n lekker toasie met wat derop.
Ik denk: lekker, toasie…
Hap, daar ging me toasie. Lekker joh!

zondag 13 mei 2012

Parc Monceau, Paris


Vandaag hebben we gewandeld op een koele maar o zo mooie voorjaarsdag. En ik weet dat je in het hier en nu moet leven, maar mijn gedachten gingen desondanks uit naar Parijs, naar het zeventiende arrondissement, waar ik zo graag kom. 
Parc Monceau, als ik er kom moet ik steeds weer denken aan Arthur Rubinstein die net om de hoek woonde, en er zijn wandelingetjes maakte. Een chique man uit een andere tijd die met zijn wandelstok hier onder het lover stapte.
Nu loopt er andere chique, want het is een dure wijk. 
De laatste keer gingen we eerst naar het paviljoen om thee te kopen. Voor ons stond een oudere man in een donkerblauw kostuum met een zwarte aktetas. Hij droeg geen overjas en kocht un café. Even later zaten we min of meer naast elkaar op één van die groene bankjes die er zo uitnodigend uitzien, maar niet echt lekker zitten. Maar goed, de zon scheen, de perken met bloemen bloeiden en tegenover ons zat een zielsgelukkig jong stelletje op een bankje in de schaduw. Niemand sprak, we waren allemaal uit ons hoekje Parijs gekropen om samen naar de voorbijgangers te kijken. Dames met kinderwagens, dames op hoge hakken, jonge heren in hun strakke pakken en joggende mannen met hun oordopjes in, alles passeerde elkaar over de brede grindpaden. Elegante hekjes omsloten de grasvelden die niet betreden mogen worden. 
Ik nipte van mijn thee en hield een gesprek met de duiven. Thee drinken in een park is onvergelijkbaar anders dan waar dan ook. Het is buiten en binnen tegelijk. Buiten, omdat ik zo zittend of langzaam wandelend deelneem aan het leven om me heen, en binnen, omdat ik toch altijd het gevoel houd dat ik op mijn eigen eilandje ongestoord thee drink. 
Hij smaakte me niet, te donker en te bars. Mijn gedachten gingen uit naar Le Palais des Thés, waar we zonet geweest waren. Traditioneel werden we begroet met een ‘Bonjour messieurs, puis-je vous offrir une tasse de thé?’ 
‘Volontiers!’ en ik hield mijn neus boven het ons aangeboden kopje thee. Heerlijk, als altijd, en toen begon de zoektocht langs alle potjes thee die je kunt ruiken en hun intrigerende beschrijvingen. We kozen dit keer de Thé des Amants. Mag ik even?
“Sensuel et voluptueux, ce trés beau mélange de thé vert, de pomme, d’amande et de cannelle est rehaussé d’une pointe de gigembre.”
Zucht… ‘t is gewoon zonde om te vertalen. Lees het maar aan elkaar voor terwijl je genietend proeft van deze gouden thee, en denk dan zoals ik, nog eens in stilte terug aan Parijs.
Aan de Saint-Eustache bijvoorbeeld, die grote oude kerk die bij Les Halles staat. Zo als altijd wil ik door de achteringang naar binnen. Probeer dat volgende keer maar eens. Loop om de kerk heen en vindt dat kleine doodlopende steegje met die voorover leunende huizen. Aan het einde kun je over de uitgesleten traptreden naar binnen, het duister in. Ineens sta je dan binnen, meet je met je blik de wijkende ruimte, de zuilen en zie je het dof glimmende goud in de schemering. Het is er stil zoals het altijd stil is in die grote ruimtes. Geluiden van buiten dringen wel naar binnen, maar lijken op te lossen in die ijle omsloten ruimte. Geluiden van binnen drijven op hun galm door de uitgebreidheid van zo een godshuis, ze strijken langs het koele steen, langs het fel gekleurde glas, over het donkerbruine hout, over glanzende stenen vloeren en versterven in het duister. 
Ik ging er zitten en luisterde naar de mis die in de verte gehouden werd. Eén krachtige stem die zong, een paar andere die er aarzelend tegenaan plakten. Een zilveren klokje klonk. 
Stilte.
Ik dacht aan de fototentoonstelling over de Hallen van Robert Doisneau die ik gemist had. Mijn blik bleef hangen op een rooster in de grond. Mijn schoenen raakten het sierlijk gesmede ijzer en ik overdacht het veranderlijke en het onveranderlijke. Zoals ik thuis in mijn kamer kan mijmeren terwijl de schemering bezit neemt van alle vertrouwde dingen om me heen. 
En heel langzaam ging ik in mijn omgeving op.

De afbraak van de oude Hallen met op de achtergrond de Saint-Eustache.
Niet eens zo lang geleden...
Parc Monceau, vorige week...

woensdag 9 mei 2012

Place Saint-Pierre, Paris


Het is al weer langer dan een week geleden dat ik hier iets plaatste, 't komt omdat ik in Parijs was ;-)
Onderaan de lange trap die naar de Sacré-Cœur leidt, staat een draaimolen op een pleintje. Volgens mij worden deze draaimolens die je zo her en der in de stad kunt vinden, door de lokale overheid financieel ondersteund. Ze zijn niet winstgevend.
Ik ging op een bankje zitten met een crêpe au sucre die ik op de hoek gekocht had. Hij was heet, zelfs door het velletje keukenpapier dat er als servet omheen gevouwen was. 
Ik keek rond. Er liep een aantal zeer donkere jongens rond met gekleurde bandjes die ze probeerden te verkopen. Eéntje kwam naar het groepje Zweedse meisjes toe die op het bankje naast mij zat. 
‘Bonjour’ riep hij zijn witte tanden bloot lachend. ‘I like you!’
Er ging een gegil en gegiechel op door het groepje veertienjarigen. Een witblond meisje begon te blozen en keek hem uitdagend aan. Hij pakte haar hand terwijl hij op zijn knieën ging zitten en probeerde er een bandje omheen te knopen. Maar hij maakte geen kans in het gegil en geduw dat door het groepje ging. Hij stond weer op en riep op plagerige toon iets wat voor boe moest doorgaan en lokte daarmee nog meer kabaal uit. Lacherig liep hij weer naar zijn vrienden toe terwijl de vriendinnen in de vijfde versnelling door praatten en lachten.
Naast me stond de draaimolen nog steeds stil. In het hokje ernaast zat een dame te wachten op vrolijke kinderen en hun goedmoedige ouders. Maar ze had te lang gewacht. Ze keek met een nietsziende blik voor zich uit terwijl ze haar hoofd steunde in haar handen. Zelden heb ik zo’n naargeestig beeld gezien in dit vrolijk stukje Parijs. 
Opeens kwam er beweging in de mensenmassa die zich naar boven uitstrekte. Een aantal zwarte broeders met plastic tasjes in hun handen kwam naar beneden gestormd. Ze sprongen over hekjes heen en duwden in hun haast mensen opzij die verbaasd om zich heen keken. Bovenaan verschenen een aantal stoere agenten die de achtervolging inzetten. Niet dat ze heel veel haast maakten, maar ze straalden wel zekerheid en overwicht uit. 
Er wordt op deze trappen geen illegale alcohol verkocht, en dat is dat! Les policiers  hadden hun punt gemaakt en liepen weer terug naar hun auto. Waarschijnlijk herhaalde dit schouwspel zich enige malen per dag en werd het ernstig ingezet, waarna het lachend en ontspannen werd afgebouwd.
Intussen was er een klein jongetje gaan zitten op een houten paard van de draaimolen die zich in beweging had gezet. Hij keek met grote ogen naar de kleurige banken, paarden en gestoffeerde koetsjes om hem heen. Zijn moeder leek hij niet te zien, de Franse accordeonmuziek hoorde hij niet. Hij beleefde voor het eerst de sensatie van een draaimolen en was overdonderd. 
De dame had nu haar telefoon gepakt die haar nu tenminste een air gaf bezig te zijn.
Opeens fladderde een musje op me af en hapte stukjes uit mijn crêpe die ik tussen mijn knieën hield. Hij had niet de superieure beheersing van een kolibrie maar bleef toch lang genoeg voor mijn crêpe in de lucht om daar hap na hap uit te pikken. Het leek wel of hij stikte van het lachen, maar hij zag er ook een beetje brutaal uit.
Kst! Ik keek verrast en ongelovig op. Zat ik op mijn gemak de boel hier zo gade te slaan, en werd ik ineens meegezogen in de commotie van het Place Saint-Pierre!
Naast me zat iemand mij vriendelijk lachend aan te kijken. 

maandag 23 april 2012

Perkedel kentang


Een koele en grijze dag in april. Een enkele meeuw drijft doelloos op de wind voorbij. Het jonge groen op de bomen slaagt er niet in een gevoel van voorjaar op te roepen. Binnen klinkt een adagio van Mozart uit één van zijn pianosonates. Vreemd genoeg lijkt dat naadloos aan te sluiten bij de gedempte atmosfeer buiten.
Ik bekijk de foto’s die ik gemaakt heb van mijn Indische koekjes. Ik krijg er trek van. Maar al keer ik de diepvries binnenste buiten, ze zijn op. Ik zal nieuwe moeten maken. Ik zal straks boodschappen gaan doen en aan de slag gaan. Ze zijn heerlijk, zo als snack tussendoor, maar ook bij een bordje rijst met wat gerechtjes. 
De perkedel op de foto waren vegetarisch. Het rundergehakt had ik vervangen door het vegetarische gerulde gehaktproduct. Smaakte prima, je moet als je dat ook wilt alleen wel oppassen dat je niet teveel mengt waardoor de structuur die zo belangrijk is, verloren gaat. 
Uit het boek Lonny’s rijsttafel, van Lonny Gerungan komt het volgende recept:
  • 250 g aardappelen
  • 5 sjalotjes
  • 1 bosuitje
  • 1 bosje selderij
  • 2 eieren
  • plantaardige olie
  • 250 g rundergehakt
  • 1 tl versgemalen witte peper
  • ¼ tl nootmuskaat
  • Zout
Kook de aardappelen in een pan met ruim water gaar. Pel en pureer ze. Pel de sjalotjes en snijd ze in dunne plakjes. Snijd het bosuitje en de selderijblaadjes fijn. Splits de eieren in dooiers en witten en klop ze afzonderlijk los. Verhit circa 2 eetlepels olie in een koekenpan en fruit de sjalotjes ongeveer 3 minuten hierin. Schep ze uit de pan en laat ze uitlekken. Vermeng de aardappelpuree met alle ingrediënten op het eiwit en de resterende olie na. Vorm van dit mengsel platte ovale koekjes van circa 7x5 cm en leg ze ongeveer 1 uur in de koelkast. Doe nog wat extra olie in de koekenpan en verhit hem. Haal de koekjes door het geklopte eiwit en frituur ze goudbruin.



maandag 16 april 2012

Druiven in een karameljasje


Er zijn zo van die recepten die mij verleiden met hun intrigerende lijst van ingrediënten. Andere trekken me aan doordat hun bereidingswijze zo bijzonder is. Soms zie ik een klassieker en wil ik me eraan wagen omdat ik vind dat ik mijn klassiekers moet kennen. 
Dit recept trok me aan door zijn presentatie. Ik kan niet eens precies zeggen wat me nou zo boeit in het zien van een druif in karamel, maar het ademt iets verleidelijks uit, iets sensueel geheimzinnigs. Alsof ik een bijzonder kleinood uit lang vervlogen tijden in mijn mond mag stoppen. Net alsof ik stil in een appartement aan de chique Rue Faubourg Saint Honoré zit. Mijn ogen volgen de lijnen van het stucwerk aan het plafond, de curves van de crapauds. Door het raam komt het geluid van paardenhoeven en rijtuigen naar binnen, regelmatig doorbroken door het zinloze geklap van de zweep. Binnen slaat de pendule vier keer en kraakt het hout van de vloer boven ons. Ik ruik de zware parfum van de oude dame naast me. Ze is in kostbaar zwart zijde gekleed en draagt een zwart kanten mutsje. Ze is klein, zoals alle Franse dames van stand lijken te zijn. Als ze haar arm uitsteekt om een gekaramelliseerde druif te pakken ruist haar japon. Ik zie hoe ze hem in haar vrijwel tandeloze mond stopt. Ze knikt naar me, dat ik er ook één pak. Ik sta zwijgend op en pak er één tussen duim en wijsvinger. Ik kijk naar de goudgele karamel waar het dofgroen van de druif doorheen schemert. Een delicate lekkernij. Ik sluit mijn ogen en breng hem naar mijn mond.
Iets in die trant, daar moet je aan denken. 
Neem:
  • 200 gram kristalsuiker
  • 1 dl water
  • Paar druppels citroensap
  • Een tros grote witte druiven

Doe de suiker, citroensap en het water in een steelpan. Verhit alles op laag vuur tot de temperatuur 150 graden is. Laat hem even rusten totdat hij een karamelkleur krijgt. Verhit hem op hoog vuur zonder te roeren zodat de karamel kan gaan kristalliseren.
Neem een pincet en dompel daarmee een druif aan zijn steeltje in de karamel. Leg hem direct op een siliconenmat om uit te harden. 
Wacht niet te lang met consumeren, ik heb geen idee hoelang de druiven goed blijven. 

woensdag 11 april 2012

En zo gebeurde het,


op een gewone dag na Pasen dat er ineens weer een berichtje op Tijm & Suikerbiet verscheen. Wat is me dat een tijd geleden. 
Ineens ging het vriezen, en gingen de Suikerbietjes met hun wollen mutsjes op, schaatsen. Baantjes trekken, tochten maken, maar koken? Ho maar! 
En het werd vakantie. Soms is dat een tijd, als ik thuis blijf, om te koken en nieuwe dingen uit te proberen. Maar nee, de Suikerbietjes trokken over de grens en aten daar alles wat los en vast zat, maar zelf koken? Ho maar!
Ik kreeg het druk, verloor me daarnaast in andere interessante zaken, en zelf koken? Jawel, maar het waren recepten uit de oude doos. Niet geschikt om opnieuw te publiceren op T&S. Dat is wel leuk trouwens, te bedenken wat ook al weer zo lekker was en dat weer eens te maken. Ik kook niet zo veel, en als ik dan iets maak, is het vaak iets nieuws voor T&S. Zo kom je dan wel vooruit in het leven, maar verlies je stilletjes aan de gerechten uit het oog waar je heimelijk verliefd op geworden was. 
Na verloop van tijd kwamen de vragen, de aanmoedigingen, de e-mailtjes. Wat een heerlijk warm gevoel geeft dat, als ik daaraan terug denk, dat al die bekende en onbekende mensen blijken van meeleven gaven. 
En nu ben ik er weer! Terug van weggeweest, met het voornemen om weer regelmatig te publiceren. Zij het dat ik niet meer om de dag iets nieuws breng zoals voorheen, maar hopelijk wel één a twee keer per week. 
Ik heb er zin in, en hoop dat jij weer wat inspiratie op kan doen als je weer komt buurten.
Hartelijke groeten,
Theo

vrijdag 10 februari 2012

Dinner for one


Het was een gure, regenachtige dag. Ik was in een vergeten stad terecht gekomen waar de centrale winkelstraat half leeg of te huur stond, de eens zo rijke panden aan het water zwart en verlaten voorover leunden en het leek alsof de mensen die er nog woonden zich allemaal per elektrische kar of op krukken voortbewogen. Het oogde leeg en mistroostig. 
Ik voelde me daar eerlijk gezegd wel lekker bij, kon me wel overgeven aan die vuildruipende sfeer. 
Ik had honger en besloot naar een wijk te rijden aan de rand van de stad, waar niemand meer komt die er niet woont. Het is een oude arbeiderswijk met lage, vertimmerde  huisjes die dicht opeengepakt tegen elkaar aan staan. 
Ik parkeerde mijn auto en liep door de centrale straat. Op de hoek een AH met daarvoor drie schriele boompjes op een pleintje. Verderop nog een Eurowinkel, een shoarmazaak en een Grieks restaurant, dat de buitenkant van zijn pui leek te stutten met witte nepzuilen. Ernaast zat het armoedigste zaakje dat ik ooit had gezien. Het was gevestigd in een ernstig verzakt pandje van hooguit twee en een halve meter breed. De voorkant bestond uit een groot raam waardoor je één grote ruimte kon zien met daarin een tafel, een toonbank en een keuken die zich in het duister verloor. Verder was er niemand te zien. 
Ik ging naar binnen en nam aan die tafel plaats. Het bleek een Chinees restaurantje te zijn wat ook patat en snacks verkocht. De binnenkant was vrolijk rood geschilderd, maar die kleur was dan ook het enige dat vrolijk oogde. Alles was oud, versleten en vuil. 
Ik bestelde bij een jonge Chinese vrouw in een vaal t-shirt een Surinaams broodje Foe-Yong-Hai en wachtte.
Er kwamen twee meisjes binnen van een jaar of dertien. Althans, dat schatte ik zo want ik moest goed door de make-up en de hippe, uitdagende kleding heen kijken om hun ware leeftijd te schatten. 
‘Mevraw, hoeveel kosta de kauwgomballa?’ 
Ik weet, het ziet er niet uit, maar ik kan het niet anders opschrijven. Het leek wel alsof ze een zwaar Haags accent had terwijl we toch zover van de hofstad vandaan waren. 
‘Twee rosa, alsjeblieft’ en ze gaf er eentje aan haar vriendinnetje.
Ze gingen de winkel uit en ik kreeg mijn vers bereid broodje voor me en at het met smaak op.
De deur ging weer open en er kwam een oma met haar kleinkindje binnen. Oma had diepzwart geverfd haar, een onwaarschijnlijk bruine zonnebanktint en ook veel vrolijk rood op jukbeenderen en lippen. Naast haar leek haar kleindochter van een onbedorven schoonheid en frisheid. Het meisje droeg een plastic fototoestel bij zich en mikte op alles wat ze voor zich zag.
‘Ik koop dat speelgoed altijd bij Zeeman’ zei oma tegen de jonge Chinese vrouw. ‘Het kost daar bijna niks en het is toch zo weer kapot.’
Aarzelend kwam een heel klein Chinees jongetje om de hoek van de toonbank kijken. Hij had zijn slofjes aan en droeg een warme fleecetrui. Nieuwsgierig nam hij het meisje op maar hij bleef op afstand. Langzaam liep hij naar een stoel die naast een diepvriesbak van Ola stond en klom erop. Het meisje volgde hem met haar ogen en verwachtte volgens mij enige actie van zijn kant. Die kwam. Spontaan zette hij ‘Zie ginds komt de stoomboot’ in. Het was niet heel erg melodieus en de woorden klopten ook niet allemaal, maar het meisje herkende het lied en begon mee te zingen. 
Vertederd keken oma en moeder naar het stel.
Toen betaalde oma en verliet met kleindochter de zaak.
Nu heb ik soms van die momenten in mijn leven die me zeggen: als je het doet, moet je het hier doen en nu. Dit was zo’n moment. Geïnspireerd door mijn omgeving bestelde ik een frikadel-speciaal, iets wat ik zeker in geen dertig, veertig jaar gegeten had. 
Hij werd voor me neer gezet en ik begon te eten. 
Na een paar happen keek ik voor me uit en staarde in het uitdrukkingsloze gezicht van het kleine Chinese jongetje. Eén moment doorgrondde hij mijn blik met een natuurlijke ernst en wendde zich toen af. Ik nam een hap en keek glimlachend weer naar hem op, maar ik leek niet meer te bestaan voor hem. Hij ging op zijn stoel staan en kon door de plastic schuifdeksel de Ola-ijsjes zien. Toen trok hij zich op en kwam bovenop de deksel te zitten. Vanaf zijn hoge positie keek hij de zaak rond.
Ik werd wat ongemakkelijk en verloor hem niet meer uit het oog.
Heel beheerst schoof hij met zijn rechterarmpje het andere deksel open en bukte zich om met zijn handje in de diepte van de vrieskou te tasten. 
Ik wilde opstaan en ingrijpen maar iets hield me tegen. Misschien omdat hij maar drie passen van me af was, maar eigenlijk nog meer door zijn zekere manier van doen.
Hij kwam overeind en had een kartonnetje met ijs in zijn hand. Zijn kleine vingertjes zochten het lipje van de deksel en trokken hem er van af. Aan de binnenkant van die deksel zat wat ijs en daar likte hij langzaam en zichtbaar genietend van. Toen de deksel schoon was deed hij hem weer terug op het kartonnetje en liet die in de ijskist vallen. 
‘Hé, hola!’ Ik kwam overeind, tilde het jongetje van de vrieskist en viste het kartonnetje eruit. 
Mama kwam aangesloft met papa in haar kielzog. 
‘Ai’ kraaide papa. ‘Vind jij ijssie zo lekker?’ en hij streelde zijn zoontje over zijn bol.
Moeder maaktje het kartonnetje ongelovig open, trok haar wenkbrauwen omhoog en deed het dekseltje er weer netjes op. Gedecideerd zette ze het ijsje op een koele plaats opzij.
Toen verdwenen ze met hun drieën achter in het donker.
Related Posts with Thumbnails