Misschien had ik de titel wel moeten omdraaien, Gewurztraminer met Munsterkaas. Dit dilemma roept een lastig vraagstuk op want ik weet de laatste tijd niet meer of ik met zoveel liefde aan tafel ga om het eten, of om de wijn die ik erbij drink. Nou maakt het in dit geval niet zo uit omdat deze wereldberoemde combinatie van wijn en spijs elkaar zo magnifiek versterkt, dat je afwisselend moet eten en drinken.
Het begon allemaal in de Elzas. Op een warme zomerdag kreeg ik het idee om met de auto een dag naar Munster te gaan. Ik wilde wel eens zien waar deze wereldberoemde kaas vandaan komt en natuurlijk een lekker stukje meenemen. Na een half uur rijden kwamen we in een hoger gelegen dal met veel sappig groen gras. Zowaar, toen we het plaatsje bereikten was het eerste wat we zagen een rotonde met daarop een vergeelde plastic kaas met een punt eruit.
We werden hier niet echt enthousiast van maar we hadden ons doel bereikt.
Wandelend naderden we het eind van de grote winkelstraat, op zoek naar iets wat met kaas te maken had. Maar helaas, er was geen museum, geen kaasmakerij, niets, er was niet één indicatie dat we in de beroemde kaasstad waren.Aan het eind van de straat gingen we een winkel in waar kaas en wijn te koop was om te vragen waar we wat meer over de Munsterkaas te weten konden komen. ‘Hoog in de bergen’ zei de eigenaar vriendelijk. Hier in de stad was niets te vinden. Maar, hij kon ons wel een heerlijk kaasje verkopen. Desgewenst kon hij het zelf vacuüm voor ons verpakken! En ach, ik argeloze, ik zei ja.
We werden hier niet echt enthousiast van maar we hadden ons doel bereikt.
Wandelend naderden we het eind van de grote winkelstraat, op zoek naar iets wat met kaas te maken had. Maar helaas, er was geen museum, geen kaasmakerij, niets, er was niet één indicatie dat we in de beroemde kaasstad waren.Aan het eind van de straat gingen we een winkel in waar kaas en wijn te koop was om te vragen waar we wat meer over de Munsterkaas te weten konden komen. ‘Hoog in de bergen’ zei de eigenaar vriendelijk. Hier in de stad was niets te vinden. Maar, hij kon ons wel een heerlijk kaasje verkopen. Desgewenst kon hij het zelf vacuüm voor ons verpakken! En ach, ik argeloze, ik zei ja.
‘Doet u er maar twee’ riep ik nog, want in die situaties ken ik mijn grenzen niet.
In de auto bekroop me een ongerust gevoel. Ik had twee prachtige kazen gekocht die we niet in één keer konden opeten en dus koel zouden moeten bewaren. Stroom hadden we niet op de camping, alleen een koeltas. De zon brandde fel op onze auto die zijn weg weer vond naar Ribeauville. Op de camping aangekomen kreeg ik een lumineus idee. Er stroomde een fris beekje naast onze tent en daar konden mijn vacuüm verpakte kaasjes koel in blijven. Ik liep naar een rustig gedeelte en stroopte mijn mouwen op. Hangend over het snel stromende water dompelde ik mijn zak met kaas onder water en voelde een ijskoude tinteling op mijn huid. Goed zo, dacht ik grimmig, des kouder des te beter. Ik verankerde mijn zak met een grote kei zodat hij niet met de stroom mee zou gaan. Hij wuifde echter als een ballon in de wind en was duidelijk zichtbaar. Het idee dat iemand mijn kaasje zou kapen en dat ik die persoon heerlijk zou zien happen in mijn Munsterkaas was voor mij onverteerbaar. Ik ging opnieuw aan het werk en maakte een gat tussen de keien en bedekte nauwkeurig mijn kaasjes zodat niemand ze zou zien. Als een inbreker gluurde ik om me heen. Niemand had op mij gelet, perfect. Voldaan keerde ik terug naar de tent.
Op de dag van ons vertrek werd ik gewekt door kinderstemmen en geplons.
Mijn kaas! Ik schoot overeind en kleedde me aan. Buitengekomen besefte ik dat mijn kaasjes in de gevarenzone gekomen waren. Een aantal Franse kinderen was druk bezig met stenen gooien en spetteren. Vrolijkheid alom. Ik moest mijn haast bedwingen maar liep niettemin met gezwinde pas op hun af. Toen ze mij aan zagen komen werden ze stil. Ik stroopte mijn mouwen op terwijl ik door tien Franse oogjes verbouwereerd werd gade geslagen. Dit was mijn moment. Ik duwde wat keien opzij en bracht zegevierend mijn kaasjes boven water.
‘Ohh... ahh…’ klonk het om me heen.
Het was ‘s avonds heel laat toen we zwijgend naar de kaasjes op het aanrecht keken. Misschien kwam het door het licht, maar ze leken me iets geler toe. Bovendien zat er wat vocht in het plastic. Een angstig voorgevoel overviel me. Zou ik ze maar niet in de koeling leggen en morgen eens kijken…? Nee, met een ernstig gezicht pakte ik een schaar en knipte de zak open.
We deinsden achteruit. Er kwam een lucht van mijn kaasjes af die weerzinwekkend was. Alsof er een verschraald aquarium met rottende vis openging. Zuur en bedorven kroop er een vette walm omhoog naar het plafond om vandaar weer vettig plakkend tegen de keukenkastjes naar beneden te zakken. Het was walgelijk, een penetrante lucht die op je longen sloeg, rottende dampen kwamen uit mijn zakje. Mijn ogen vulde zich met tranen terwijl ik de keuken uitrende, naar buiten! Toen we na een kwartier de eerste ademhalingsproblemen weer te boven waren gekomen moest ik weer terug naar de keuken zodat niet het hele huis doortrokken zou worden van deze onaardse mestgeur.
Nog dagen later maakte Goeree een verlaten indruk. Geen hond of kat liet zich op straat meer zien…
Oh ja, en mocht je deze kaas toch nog eens willen uit proberen met een Gewurztraminer, leg er dan wat kümmel naast. Een heerlijke combinatie.
Op de dag van ons vertrek werd ik gewekt door kinderstemmen en geplons.
Mijn kaas! Ik schoot overeind en kleedde me aan. Buitengekomen besefte ik dat mijn kaasjes in de gevarenzone gekomen waren. Een aantal Franse kinderen was druk bezig met stenen gooien en spetteren. Vrolijkheid alom. Ik moest mijn haast bedwingen maar liep niettemin met gezwinde pas op hun af. Toen ze mij aan zagen komen werden ze stil. Ik stroopte mijn mouwen op terwijl ik door tien Franse oogjes verbouwereerd werd gade geslagen. Dit was mijn moment. Ik duwde wat keien opzij en bracht zegevierend mijn kaasjes boven water.
‘Ohh... ahh…’ klonk het om me heen.
‘C’mon frigo, ‘t is mijn koelkast! ’ zei ik olijk en kreten van bewondering en gelach vermengden zich. Zelfgenoegzaam liep ik weer terug naar de tent. Het is immers niet elke dag dat ik zo’n snedigheid in het Frans debiteer.
Het was ‘s avonds heel laat toen we zwijgend naar de kaasjes op het aanrecht keken. Misschien kwam het door het licht, maar ze leken me iets geler toe. Bovendien zat er wat vocht in het plastic. Een angstig voorgevoel overviel me. Zou ik ze maar niet in de koeling leggen en morgen eens kijken…? Nee, met een ernstig gezicht pakte ik een schaar en knipte de zak open.
We deinsden achteruit. Er kwam een lucht van mijn kaasjes af die weerzinwekkend was. Alsof er een verschraald aquarium met rottende vis openging. Zuur en bedorven kroop er een vette walm omhoog naar het plafond om vandaar weer vettig plakkend tegen de keukenkastjes naar beneden te zakken. Het was walgelijk, een penetrante lucht die op je longen sloeg, rottende dampen kwamen uit mijn zakje. Mijn ogen vulde zich met tranen terwijl ik de keuken uitrende, naar buiten! Toen we na een kwartier de eerste ademhalingsproblemen weer te boven waren gekomen moest ik weer terug naar de keuken zodat niet het hele huis doortrokken zou worden van deze onaardse mestgeur.
Nog dagen later maakte Goeree een verlaten indruk. Geen hond of kat liet zich op straat meer zien…
Oh ja, en mocht je deze kaas toch nog eens willen uit proberen met een Gewurztraminer, leg er dan wat kümmel naast. Een heerlijke combinatie.
4 opmerkingen:
Ik kwam hier door te zoeken op munsterkaas. Wat een prachtig verhaal :)
Groet, Josephine
Fijn te horen Josephine!
Hahahhaha..leuk verhaal, maar de Munster stinkt al zonder bedorven te zijn.Ik heb er laatst wel heerlijke quiche mee gemaakt.
Groeten,Monique
Ik zou zo weer terug kunnen, maar dan met koelbox!
Een reactie posten