Als je Chartres eens gaat bezoeken, begin dan beneden in de stad. Dat deden wij ook. We parkeerden onze auto vlak bij het riviertje en wandelden langs de groene oevers gaandeweg de stad in. Het gaf vanaf het eerste moment een goed gevoel. Grote bomen die over het rustig stomende water hangen, moeders en vaders die met hun kinderen spelletjes op het gras spelen, en in de verte, hoog boven de daken, de kathedraal.
Langzamerhand verlaat je dan het groene pad en kom je in de eeuwenoude wijk met smalle straatjes die omhoog leiden. Er is hier geen gelach meer te horen maar stilte, en heel veel vogels. Je eigen voetstappen klinken gedempt op het plaveisel. Je ziet een lange trap en besluit die op goed geluk maar eens te bestijgen. Boven is een heel klein pleintje met een vervallen kerk, de deur staat open. Je loopt door de chaotisch geparkeerde auto’s en gaat het donker in. Een gonzende stilte hangt om je heen terwijl je ogen beginnen te wennen aan het duister. De banken waar je op zit voelen hard en glad aan. Ze zijn oud en doorleefd. De ijselijke vorst en de zinderende warmte van honderden jaren hebben ze doorstaan. Hier en daar heeft iemand zijn initialen in het hout gekerfd.
Dan zie je hoe vervallen alles is. Het schilderwerk is vergaan, het hek niet meer gerepareerd, de bloemen zijn verlept. Wie draagt hier de mis nog op, en voor wie…?
De wereldberoemde kathedraal staat in al zijn glorie hemelsbreed maar een paar honderd meter verderop. Het is een macaber verschil.
Dan sta je op en ga je weer verder. Naar buiten, het zonlicht prikt in je ogen. Je komt na een kwartiertje in het winkelgedeelte. Hier loop je langs kaaswinkeltjes met lange rijen intrigerende kaasjes, langs wijnwinkels en verleidelijke chocolaterieën. Mensen wandelen op hun gemak door de straten en blijven eens staan voor een etalage. Je bent weer in de hedendaagse stad gekomen. Maar even nog, de torens zijn bijna niet meer te zien zo dichtbij. De kolossale spitsen verschuilen zich nu achter de oude winkelgevels.
Dan ineens sta je ervoor. Wat is het bouwwerk imposant. In mijn gedachten komt dan altijd het woord ‘bouwlichaam’ op. Het geeft voor mijn gevoel veel meer de driedimensionaliteit weer die ik ervaar als ik voor zo’n immens gebouw sta. Langzaam en aandachtig bestijg ik de trappen, langs de bedelaar die gedachteloos langs me heen kijkt. Ik voel hoe ik opgeslokt wordt als ik door de deur de enorme ruimte betreed. Met mijn hoofd in mijn nek peil ik de hoogte die me doet me duizelen. Het is duister, door de glas-in-loodramen valt alleen maar gekleurd licht naar binnen. Het is van een adembenemend blauw. De kleuren van het grote roosvenster vonken in de hoogte. Ergens valt iets, en een lange galm vloeit traag door de kerk. Dan kijk ik weer naar beneden en zie de zacht glanzende vloer. Ik denk aan mijn moeder. ‘Zul je nog naar die vloer kijken? Ik weet nog hoe mooi ik die vond, die oude stenen en dat licht erop…’ Ja, er zijn al weer heel wat jaren verstreken sinds dat we hier samen stonden. Dan herinner ik me het labyrint weer. In de kerkvloer is er één in steen aangebracht dat men op de knieën al biddend door liep. Een uur had je daar voor nodig. Door de pijn die ik me voorstel krijg ik huiveringen. Ook door de plotselinge nabijheid van een oud, van pijn en boete doordrongen, gevoel van religiositeit. Als we ervoor staan zie ik hoe groot het is. De weg van begin tot het centrum is 260 meter lang. Er staan stoelen en banken op. Ik probeer een stukje het pad te volgen maar moet steeds afbuigen. Dan zie ik ineens een klein stukje dat vrij is.
Ik kijk om me heen, het is stil in de kerk, er zijn weinig mensen. Ik laat me op mijn knieën zakken en voel het koude steen door mijn broek. Nu nog schuifelen, voorruit, nee, geen handen gebruiken, naar voren. Mijn knieën doen pijn, ze gloeien. Ik ben ontzet, onthutst, nog 259 meter. Met vertrokken gezicht kom ik weer omhoog. Weer wat geleerd vandaag.
Weer buiten gekomen lopen we wat doelloos door de straten. Ik had het gevoel alsof ik een belangrijk iemand ontmoet had, maar niet had begrepen wat hij tegen me gezegd had. Toen we voor een chocolatier stonden zag ik in de etalage de mooiste creaties liggen. Mijn oog viel op de ganache framboise. Ten tweede male ging ik die dag door de knieën. Ik kocht er één en genoot van de rijke volle smaak. Hier ging een helende werking van uit. Ik nam er een foto van en besloot thuis ook zo iets te gaan maken.
Dat heb ik gedaan, met aardbei, want dat gaat ook heel goed met chocolade. Het is een super makkelijk en snel recept. En lekker! Ik proefde eerst de ganache en was niet eens zo onder de indruk, maar toen ze klaar waren kon ik er niet meer mee ophouden. Ik kende mezelf niet, alsof ik de laatste chocola op aarde mocht proeven. Ik dacht op een gegeven moment: ik kan toch niet negen van die grote bonbons achter elkaar op zitten kanen? Maar ik kwam een heel eind…
Ik nam twee aardbeien die ik in een glazen potje van mijn keukenmachine fijn maalde. Dat was 40 gram en duurde 2 seconden.
Toen deed ik daar nog 12 gram glucose en 25 gram room bij en zette dat in de magnetron. Dat duurde 30 seconden.
Ik roerde dit door en voegde er 70 gram chocola aan toe en roerde nogmaals tot alle chocola opgelost was. Er ging nog een kluitje boter van 12 gram doorheen en ik vulde mijn siliconenvorm hiermee waarna hij in de koeling ging.
Na een uurtje wipte ik ze er zo uit en bestreek ze met wat ongetempereerde gesmolten chocolade. Gewoon met een kwastje uit de losse pols. Ik legde er nog een klein plakje aardbei op en klaar was Kees.
2 opmerkingen:
Ze zien er super lekker uit en klinkt inderdaad niet (te) moeilijk.
Groetjes,
Julia
Ha Julia, het is écht een makkelijk recept. De keukenmachine helpt natuurlijk wel wat, maar met de magnetron en de ongetempereerde chocolade is het toch heus wel een snel en eenvoudig recept te noemen.Groetjes van Theo
Een reactie posten