Als we op de Kruiskade in Rotterdam ons favoriete Surinaams eethuis in lopen hoor ik steevast ‘Twee bakabana met pindasaus?’
Ik weet eerlijk gezegd nog steeds niet of het vragend of bevestigend klinkt. Degene die zo trefzeker de voorliefde van haar klanten kent is van Chinese afkomst en loopt altijd op slippers. Ze is wat klein van stuk maar straalt een grote vastberadenheid uit die ze gelukkig met een even grote vriendelijkheid combineert. Waarschijnlijk is die combinatie een bruikbare eigenschap als je op de Kruiskade een winkel drijft.
We komen er graag en al heel lang. Natuurlijk in eerste plaats voor het eten maar ik hoor ook graag hoe ze haar vaste verhaal weer eens tegen een klant vertelt.
‘Ah joh, het kost daar allemaal niets! Als ik dáár ben koop ik koffers vol met kleren, en mijn man maar zeggen wat moet je der allemaal mee! Maar het kan mij niet schelen hoor, ik koop wel! Ik zeg het is allemaal zo goedkoop daar… het kost echt drie keer niets!
En als ik dan weer hier ben dan draag ik het niet. Nee echt, ik draag het niet. Dus dan geef ik het allemaal weg, koffers vol! Ech wel… ‘t is zonde zeg mijn man, maar ik draag het niet, echt niet'. 'En zij' zegt ze terwijl ze met haar hoofd naar een vrouw op straat knikt, 'zij is er blij mee’. Een ietwat opzichtig geklede vrouw die voorbij liep stak haar hand op. Van binnen werd er terug gegrijnst.
Soms hebben we pech met die bakabana. Dan zit er veel slap deeg om een dun plakje banaan heen. Hij heeft wat te lang gelegen. De pindasaus heeft dan al een tijdje staan inkoken en is dan om te snijden, geen drab maar meer als koude pap.
‘Ik weet toch wat jullie lekker vinden’ zegt ze zelfverzekerd terwijl ze de witte frikandellenbakjes naar ons toe schuift. Ze lacht er dan bij. Ze lacht heel vaak maar die lach kan ook opeens, zonder zichtbare aanleiding, verdwijnen.
Soms hebben we geluk. Dan knappert de bakabana in de mond, dan is de banaan vol en zoet, en vermengt hij zich als in een harmonieuze huwelijksdans met de pindasaus die diep van smaak is. Dat is genieten. Daarom maak ik het ook zo nu en dan thuis.
Neem twee rijpe bakbananen die lekker zwart zijn. Pel ze, snij ze in de lengte doormidden en daarna snij je de helften nog eens dwars doormidden.
Wentel ze door een beslag dat je van een snufje zout, een lepeltje suiker, 60 gram bloem, 60 ml water en een 1/2 pakje bakpoeder maakt. Dit wijkt af van de doorsnee recepten die je op het internet tegen komt. Ik heb het dikker gemaakt zodat het beslag beter aan de bananen plakt zodat het laagje wat meer volume heeft en lekkerder knappert in je mond.
Frituur de stukjes banaan met twee tegelijk op 180 graden totdat ze mooi bruin zijn.
Je kunt met deze hoeveelheid beslag goed twee bananen bakken. Je houdt dan nog een klein beetje over. Giet dat met een dun zwenkend straaltje na de bananen in de olie en je krijgt heerlijke knappertjes voor bij de bananen.
En dan de pindasaus nog. Als je die niet zelf wilt maken koop dan in de toko een zakje Ratu Culinair Petjel. Die vind ik goed, smaakt net zoals in een Surinaams eethuisje. Ik gebruik 200 gram met 2 dl water voor twee gebakken bananen. Dan kan ik onbeschoft veel van die hete saus over mijn bakabana’s lepelen.
2 opmerkingen:
Hoi beslag en deeg is echt mijn minst ontwikkelde vaardigheid in de keuken en ik moet dan ook alles letterlijk afmeten en dan zegt het nog niets helaad. Ik wil deze gebakken bananen graag maken maaaaar wat bedoel je met een half zakje bakpoeder want die zijn er in verschillende formaten. Kun je het ook in grammen weergeven? Bedankt,Barbara
Hoi Barbara,
Ik gebruik altijd de zakjes bakpoeder van Dr. Oetker. Zo'n zakje bevat 16 gram. Veel succes met de bakabana's!
Een reactie posten